n. VI
Inleiding
Elk oog heeft zes uitwendige spieren, die ervoor zorgen dat het oog in alle mogelijke richtingen kan bewegen. Iedere oogspier heeft zijn eigen functie.
De oogspieren worden aangestuurd vanuit de hersenen, door drie verschillende hersenzenuwen, te weten:
– de derde hersenzenuw, nervus oculomotorius genaamd, aangeduid als N. III
– de vierde hersenzenuw, nervus trochlearis genaamd, aangeduid als N. IV
– de zesde hersenzenuw, nervus abducens genaamd, aangeduid als N. VI.
Wanneer een van deze hersenzenuwen minder of geen informatie doorgeeft aan de oogspier(-en), heeft dit gevolgen voor de beweeglijkheid van het oog en voor de oogstand.
Heeft u nog vragen?
Niet alle informatie in deze folder is op u van toepassing. Heeft u na het lezen van deze folder nog vragen, neem dan contact op met Maashorst Oogkliniek.
Maashorst Oogkliniek is bereikbaar op werkdagen van 8.15 tot 12.15 uur en van 13.00 tot 17.00 uur op 0413 – 39 33 33.
Buiten kantooruren zijn wij voor spoed bereikbaar op 0413 – 39 33 00.